Selectievereisten voor elektromagnetische flowmeters

De selectievereisten voorelektromagnetische flowmetersomvatten de volgende punten:

Meet het medium. Houd rekening met de geleidbaarheid, corrosiviteit, viscositeit, temperatuur en druk van het medium. Zo zijn media met een hoge geleidbaarheid geschikt voor kleine inductiespoelinstrumenten, vereisen corrosieve media corrosiebestendige materialen en vereisen media met een hoge viscositeit sensoren met een grote diameter.
Meetnauwkeurigheid. Selecteer het juiste nauwkeurigheidsniveau op basis van de meetvereisten, waarbij een lage nauwkeurigheid geschikt is voor hoge stroomsnelheden en een hoge nauwkeurigheid geschikt is voor lage stroomsnelheden.

Kaliber en stroomsnelheid. Kies de juiste diameter en het juiste stroombereik op basis van de stroomsnelheid en de leidinggrootte, en zorg ervoor dat het stroombereik overeenkomt met de werkelijke stroomsnelheid.
Werkdruk en temperatuur. Kies de juiste werkdruk en het juiste temperatuurbereik om de toepasbaarheid van het instrument te garanderen.

Elektrodematerialen en slijtvastheid. Selecteer geschikte elektrodematerialen en slijtvastheid op basis van de werkelijke toepassingsscenario's.

Installatieomstandigheden en omgevingsfactoren. Selecteer het juiste instrumenttype en de juiste installatiemethode op basis van de werkelijke installatieomgeving en -omstandigheden.
De eigenschappen van de te testen vloeistof. Elektromagnetische flowmeters zijn geschikt voor geleidende vloeistoffen en niet voor gassen, oliën en organische chemicaliën.

Meetbereik en stroomsnelheid. De aanbevolen stroomsnelheid ligt doorgaans tussen 2 en 4 m/s. In bijzondere gevallen, zoals bij vloeistoffen met vaste deeltjes, moet de stroomsnelheid lager zijn dan 3 m/s.

Voeringmateriaal. Selecteer geschikte voeringmaterialen op basis van de fysische en chemische eigenschappen van het medium, zoals corrosiebestendige en slijtvaste materialen.
Uitgangssignaal en aansluitmethode. Kies het juiste type uitgangssignaal (zoals 4 tot 20 mA, frequentie-uitgang) en de juiste aansluitmethode (zoals flensaansluiting, klemtype, enz.).

Beschermingsniveau en speciaal omgevingstype. Kies het juiste beschermingsniveau (zoals IP68) en speciale omgevingstype (zoals onderdompeling, explosieveilig, enz.) op basis van de installatieomgeving.